Helden van Haarlem

‘Ik ben echt een Haarlemmer’

Floris Jan Bovelander wint als hockeyer alles wat er te winnen valt. Zes keer is hij met “zijn” Bloemendaal de beste van Nederland en eenmaal de beste van Europa. Met het Nederlands elftal pakt hij bovendien een Europese titel (1987), een Wereldtitel (1990) en Olympisch goud (1996). Zijn bijdrage aan deze triomfen is groot.In de hockeyhoofdklasse timmert het strafcornerkanon de bal liefst 276 maal tegen de plank en in 241 interlands maakt hij een buitenaardse 215 goals, waarvan twee in de Olympische finale. In combinatie met zijn veldspel maakt deze zondvloed aan doelpunten de specialist pur sang een van de beste spelers die het Nederlandse hockey ooit heeft gekend.

Bovelander groeit op in het Haarlemse Ramplaankwartier. Toch lijkt er discussie te zijn over zijn ‘Haarlemmerschap’, omdat hij altijd bij ‘de buren’ in Bloemendaal speelde. Onterecht, aldus het lijdend voorwerp: “Ik ben geboren in Haarlem en heb daar tot mijn twintigste gewoond”. In die tijd was Haarlem het centrum van zijn sociale leven: “Ik was geen enorme kroegtijger, maar geloof mij als ik zeg dat mijn vrienden en ik alle kroegen in de stad van binnen en van buiten gezien hebben in die tijd”. Ook nu speelt de stad nog een belangrijke rol in het leven van Bovelander. Bovelander & Bovelander, het bedrijf waarmee hij samen met zijn broer hockeyclinics en -kampen organiseert, is al jaren gevestigd aan de Verspronckweg: “Haarlem is gewoon een prachtige stad die de laatste jaren ook steeds leuker is geworden”. Conclusie: “Ik ben een echte Haarlemmer en zo voel ik mij ook”.

Een mooi compliment van iemand die over de hele wereld sportieve successen vierde. Van die successen, blijkt zijn Olympische gouden plak de mooiste. Nét voor het WK van 1990: “Dat WK in Pakistan was waanzinnig. De finale tegen het thuisland voor 70.000 bloedfanatieke Pakistaanse fans in Lahore, dat was ongelooflijk. Maar de Olympische Spelen zijn simpelweg het hoogst haalbare in het hockey”.

Bescheiden als hij is, is de Olympische titel hem niet naar de bol gestegen: “Winnen was eerlijk gezegd een ontnuchterende ervaring. Het is echt heel speciaal om Olympisch kampioen te worden, maar ik had ook het idee ‘dit is het dan’, ‘de reis zit erop’. En toen realiseerde ik mij dat ik die reis veel belangrijker vond dan het resultaat. Natuurlijk is er niets mooier dan samen met je teammaten ‘We are the Champions’ meeschreeuwen na zo’n toernooi, maar voor mij zat de waarde vooral in dat samen meemaken. Niet in de medaille”.  

Het is kenmerkend voor de scherpschutter: “Voor mij is de sociale kant van sport altijd heel belangrijk geweest”. In zijn clinics probeert hij daarom die kant juist te belichten: “We proberen mensen beter te leren hockeyen, maar samen plezier leren maken en respect voor elkaar leren te hebben is veel belangrijker”.

Sport biedt volgens ‘Flop’ een ideaal platform voor deze levenslessen: “Sport verbindt en je kunt er ontzettend veel van leren.” Dit ziet hij ook terug in de hockeyacademies die hij via zijn Bovelander Foundation (nu nog: One Million Hockey Legs) heeft helpen opzetten in India. De regionale hockeyprogramma’s zijn specifiek gericht op kinderen aan de onderkant van de Indiase samenleving, maar ieder kind is welkom: “De kinderen daar halen ontzettend veel uit sport. Ze leren communiceren, over gelijkheid tussen jongens en meisjes en om waardering voor elkaar te hebben. Dat is heel waardevol. Omdat de ‘grassroots programma’s’ aan hockey-academies zijn verbonden, biedt het de kinderen bovendien een kans op een beter bestaan. Via hockey”.  

Het inzetten van sport om maatschappelijk iets teweeg te brengen. Bovelander ziet een parallel met de doelstellingen van de Société Pim Mulier: “Haarlem is nu vooral gericht op breedtesport. De topsportinitiatieven die er zijn, zijn vooral van particulieren. Het zou te gek zijn als de Gemeente topsport weer omarmt. Als oud-sporters dat via de Société kunnen helpen stimuleren, dan doen wij dat graag. Het is ook daarom een eer om in de eregalerij te staan met al die andere toppers en om zo betrokken te blijven en iets terug te doen”.