Helden van Haarlem

Thuis in Haarlem

Ruud Geels raast in de periode 1965-1983 over de profvoetbalvelden. In 741 officiële duels maakt hij 605 doelpunten. Een onwaarschijnlijk moyenne waarmee hij vijfmaal topscorer van Nederland werd: nog altijd een record. Viermaal lukt hem dat bij Ajax (1975-1978), eenmaal bij Sparta (1980/1981). Zijn Amsterdamse jaren leveren Geels bovendien twee bronzen en een zilveren schoen op in het Europese topscorersklassement. Geels speelt ook twintig interlands voor het Nederlands elftal en vindt daarin elfmaal het net.

Geboren en getogen in de Transvaalbuurt, geniet Geels zijn voetbalopleiding op straat. Eindeloos speelt hij met voet- en tennisballen op pleintjes en in parken. Hij ontwikkelt een feilloze techniek, uitstekend balgevoel en bovenal een neus voor de goal. In combinatie met zijn enorme ijver leiden die kwaliteiten hem op 17-jarige leeftijd al naar het eerste elftal van Telstar. Bij zijn debuut tegen MVV scoort hij meteen drie keer. Een doelpuntenmachine is geboren.

De allermooiste
Na dienstverbanden bij Feyenoord, Go Ahead Eagles, Club Brugge, Ajax, Anderlecht, Sparta, PSV en uiteindelijk NAC Breda stokt de teller voor deze voetbalnomade van de lage landen op het astronomische aantal van 594 club-doelpunten. Zijn mooiste maakt hij voor Ajax. Op 1 november 1975 scoort hij vijfmaal in de met 6-0 van Feyenoord gewonnen wedstrijd in het Olympisch stadion (“Eigenlijk zes, maar die scheidsrechter keurde er één onterecht af”). Zijn tweede van die avond is de allermooiste: “Er kwam een voorzet vanaf links van Gerrie Mühren. Ik sprong zo hoog als ik kon en dook tegelijk naar de bal, waarna ik hem kiezelhard binnenkopte. Van Hanegem zei na de wedstrijd dat hij dacht dat ik uit de lichtmast was komen vallen. Prachtig toch?”.

Toch hadden wij de goals van Geels bijna moeten missen. Op jonge leeftijd bleek hij namelijk ook een groot honkbaltalent en hij moest kiezen: “Ik voetbalde bij Telstar en honkbalde op het hoogste niveau bij Onze Gezellen. Maar toen kwam Feyenoord en was de keuze snel gemaakt”. Ondanks zijn voetbalsucces stelt Geels dat honkbal de allerleukste sport is die hij ooit heeft beoefend. Dochters Luciène en Chantal erven het talent van hun vader voor deze sport en halen de vaderlandse top. Luciène haalt met de Nederlandse ploeg zelfs de Olympische spelen in Atlanta.

‘Haarlem verdient een voetbalclub’
Geels scoorde nooit voor HFC Haarlem: “Wat een kakclub”, laat de verder toch vriendelijke en rustige Geels zich ontvallen. Daar zit een verhaal achter: “Haarlem wilde mij hebben, maar de voorzitter liet zich laatdunkend uit over mijn vader, omdat die in zijn ogen ‘maar’ een bakker was. Ik ben meteen weggelopen. Ik kwam toch al uit een EDO-buurt.” Geels voelt zich desondanks betrokken bij het Haarlemse voetbal: “Als ik nu het stadion zie, dan doet dat mij echt pijn. Haarlem is zo’n mooie stad, het verdient een profvoetbalclub. Het móet een profvoetbalclub. Er zijn genoeg voetballers van vroeger die zich zouden willen inzetten om het terug te brengen. Ik ook”.

Ondanks al zijn omzwervingen is Geels een echte Haarlemmer gebleven: “Familie is voor mij het belangrijkste wat er is. Mijn familie en mijn schoonfamilie komen hier vandaan. Het was dan ook logisch om uiteindelijk terug te gaan”. Dat dit soms veel reistijd betekende maakte hem daarbij niet uit: “Ook toen ik bij PSV speelde reed ik gewoon iedere dag op en neer”.

Sportieve initiatieven
Als Haarlemmer is Geels blij met alle sportieve initiatieven in de stad: “Dat de Société Pim Mulier zich inzet voor topsport in Haarlem vind ik fantastisch. Het is voor mij ook enorm eervol om in de eregalerij te staan. Iedere keer als mijn kleinkinderen langs mijn portret bij het Kennemer Sportcenter rijden, tikken ze me even aan. Daar ben ik wel trots op. Dat ik tussen die andere toppers hang.”

Maar, adel verplicht, aldus Geels: “Wat ik mooi zou vinden, is als alle helden zich meer laten zien bij evenementen van de Société. Het zijn zulke kanjers, dat trekt enorm veel mensen aan. Zo kunnen wij de Société helpen, en Haarlem dus ook.”

Tekst: Sebastiaan Brommersma