Het leven van Tom Okker staat grotendeels in het teken van winnen. Als professioneel tennisser deed hij dat zo vaak, dat hij vijftig jaar geleden op wist te klimmen tot de derde plaats op de wereldranglijst. In zijn latere carrière in de kunsthandel haalde hij veel voldoening uit het onderhandelen. Het voorzag in een wedstrijdelement. De tennisbaan heeft Okker inmiddels verruild voor de golfbaan. Het fanatisme is gebleven. “Mensen die niet willen winnen begrijp ik niet.”
Okker heeft zijn galerie in Hazerswoude-Dorp. Hij is net terug uit Zuid-Afrika, waar hij en zijn vrouw jaarlijks overwinteren. De terugkeer in Nederland valt hem zwaar, Okker is geveld door een fikse griep. “Ik had eigenlijk op bed moeten liggen,” zegt hij bij het openen van de deur, “maar ik wilde niet afzeggen.” Opgeven doet de voormalig topsporter kennelijk nog steeds niet graag.
Hij begon zijn tenniscarrière bij Westrust, de vroegere tennisvereniging van het Kennemer Lyceum. Eerst als ballenjongen voor zijn ouders, maar al snel ontdekte hij zijn aanleg voor de sport. Zijn talent bleef niet onopgemerkt. Op veertienjarige leeftijd werd Okker uitgenodigd om deel te nemen aan de landelijke bondstraining voor jong talent in Amsterdam. “Het was toentertijd een hele onderneming om daar te komen, met het openbaar vervoer vanuit Haarlem. Maar dat had ik er voor over. Ik vond de sport leuk en wilde altijd winnen.”
En winnen deed hij, op een steeds hoger niveau. Zijn grote doorbraak was in 1968, toen Okker zes internationale toernooien op zijn naam schreef en de finale van de US Open bereikte. Die wedstrijd verloor hij in vijf sets van de Amerikaan Arthur Ashe. Okker klom op tot de derde plaats op de wereldranglijst, nog altijd de hoogste ranking ooit voor een Nederlander. De heldenstatus die voortvloeide uit zijn succes kwam vooral de populariteit van zijn sport ten goede, herinnert Okker. “Ik stond bijna dagelijks in de krant, dat sprak mensen aan. Tijdens mijn carrière als proftennisser was er een enorme ledenaanwas bij de KNLTB (de overkoepelende Nederlandse tennisbond, red.). Mijn prestaties waren goed voor het Nederlandse tennis.”
En de sport was goed voor Okker. Hij werd de eerste Nederlandse tennismiljonair en – voor hemzelf belangrijker – leidde een vrij bestaan. Okker merkt op dat het leven van de huidige generatie tennissers er heel anders uitziet. “Ik was eigen baas en kon doen en laten waar ik zin in had. Natuurlijk moest ik op tijd eten en slapen en niet stomdronken worden. Maar in die tijd was een coach en begeleiding niet gebruikelijk. Tegenwoordig hebben spelers een heel leger aan mensen om zich heen.”
Tegen het einde van zijn topsportcarrière raakte Okker in de ban van de kunst. Hij bouwde een mooie verzameling op en kwam in contact met leden van de CoBra-groep, de makers van zijn favoriete werken. Toen hij in 1981 een punt zette achter zijn tennisloopbaan, was een nieuwe carrière-keuze snel gemaakt. Een baan als coach zag hij sowieso niet zitten. Okker had inmiddels een gezin en hij had genoeg van het reizende bestaan, dat onlosmakelijk verbonden is aan een baan bij de tennisbond. En bovendien: “De leuke dingen – het winnen van toernooien – doe je niet zelf.”
Met een bevriende kunstkenner startte Okker midden jaren jaren 80 een succesvolle galerie in Amsterdam. Vijfentwintig jaar later, in 2006, opende hij zijn eigen galerie Tom Okker Art in zijn woonplaats Hazerswoude-Dorp. De kunsthandel geeft hem tot de dag van vandaag veel voldoening. Een geslaagde transactie benadert zo nu en dan het euforische gevoel dat hij op de tennisbaan ervaarde. “Als ik werken verkoop voor een goede prijs, geeft dat een gevoel van overwinning.”
De tenniswereld behoort voor de Haarlemse held definitief tot het verleden. Hij is te oud om zich nog met de sport te bemoeien, vindt Okker. Liever staat hij op de golfbaan. Goed voor de conditie en er valt nog eens iets te winnen. “Ik speel op het hoogste niveau in de seniorencompetitie. Met mijn 74 jaar versla ik soms nog steeds kerels van 50. Ik blijf competitief, winnen is toch veel leuker dan verliezen?”
Voor de ‘Helden van Haarlem-pagina’ van Tom Okker: klik hier.