Helden van Haarlem

17e Pim Mulier-lezing: Sportgeschiedenis tot leven brengen

Nederland is een voetbal. Althans, dat betoogde sporthistoricus Jurryt van de Vooren tijdens de 17e editie van de Pim Mulier-lezing. Van de Vooren vertelde onder meer hoe informatie uit sportarchieven een beeld geeft van cultuur en tijdsgeest. Daarbij ging hij onder de titel ‘Generaties in gesprek’ in op de vraag hoe je zowel jongeren als ouderen kunt bereiken en activeren met behulp van sportgeschiedenis.

De lezing vond plaats op een passende locatie voor een lezing van een historicus: bij het Noord-Hollands Archief in de Jansstraat. De sponsors en relaties van de organiserende Société Pim Mulier werden daar eerst getrakteerd op een Italiaanse maaltijd. Voordat Van de Vooren aan zijn lezing begon, werd ook nog turntalent Chemène Lamaitre geïnterviewd. De 14-jarige Haarlemse was net terug van een trainingsstage in Tsjechië, waar ze helaas wel een lichte blessure heeft opgelopen. Ze hoopt er echter snel weer te staan en wil verder bouwen aan haar grote droom: deelname aan de Olympische Spelen van 2028. Namens de sponsors van de Société reikte voorzitter Herman Opmeer een cheque uit, om Chemène te ondersteunen in alle kosten die topsport met zich meebrengt.

Grens van het Romeinse rijk
Van de Vooren trapte af door stil te staan bij ‘het jubileum dat niemand viert’: 125 jaar hockey in Nederland. Verder liet hij een kaart van Nederland zien met daarop alle voetbalclubs in Nederland. Vrijwel alle inwoners van Nederland wonen maximaal 1,6 kilometer bij een voetbalclub vandaan. Aan de hand van de verdeling zaterdag-/zondagvoetbal stipte Van de Vooren enkele culturele achtergronden aan. De liberale en katholieke clubs (‘het zuiden’) spelen op zondag, de protestantse op zaterdag. De grens tussen beide loopt ongeveer gelijk met waar ooit de grens van het Romeinse rijk lag.

De lezing van Van de Vooren bestond uit twee delen. Hij trapte af met zijn onderzoek naar sport, en dan met name voetbal, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Hij wees op de rijke collectie beeldmateriaal dat voor iedereen beschikbaar is in de beeldbank van het Noord-Hollands Archief. Daaruit toonde hij een foto uit 1944, waar een volgepakte tribune onder het oog van de spelers afscheid neemt van het Haarlem-stadion dat door de Duitse bezetter zou worden afgebroken. Voor de gelegenheid had een onbekende auteur een gedicht geschreven dat aan de toehoorders werd voorgelezen.

Voetbalmonument
Van de Vooren zoomde in op één van zijn lopende onderzoeken, namelijk letterlijk en figuurlijk een gezicht geven aan de voetballers die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Op de campus van de KNVB staat – in de VAR-ruimte – een in 1949 onthuld monument met de namen van alle oorlogsslachtoffers. Daar staan echter geen clubs of voornamen bij. Van de Vooren is bezig dit te achterhalen en houdt dit bij op Het Voetbalmonument.

Door de zoektocht ontdekte hij onder meer, dat Feyenoord in oorlogstijd meer Joodse leden had dan Ajax. Dat Ajax een ‘jodenclub’ zou zijn, verwees hij naar het rijk der fabelen. “Hoe wrang het ook is: als Ajax een jodenclub was geweest, zouden na de oorlog zo’n 80% van de leden zijn omgekomen. Ieder slachtoffer is er natuurlijk één teveel, maar in werkelijkheid was dit bij Ajax een klein aantal.” Van de Vooren gebruikt zijn kennis ook om in de strijd tegen antisemitische spreekkoren. Wanneer er sprake is van zulke leuzen, twittert Van de Vooren een lijstje met namen van omgekomen Joodse leden van de betreffende club.

Sportgeschiedenis is bij uitstek geschikt om zowel jong als oud te activeren, vertelde Van de Vooren. Bijvoorbeeld door jongeren uit te laten zoeken welke leden van hun eigen club er in de oorlog zijn omgekomen. Dan zijn het geen anonieme namen van vroeger meer, maar jongens van hun eigen leeftijd. Ook het uitzoeken van het jaartal waarin er bij hun club meisjes/vrouwen als lid werden toegelaten, kan een mooi opstapje zijn richting een gesprek over diversiteit en gelijkwaardigheid.

Vader praat weer!
Voor ouderen, met name wanneer zij kampen met geheugenverlies, is het praten over ‘sport van vroeger’ vaak een geschikt middel om iemand weer te activeren. Van de Vooren vertelde een voorbeeld over drie mannen in een verpleeghuis die nog nauwelijks actief waren en niet meer praatten. Tot er iemand bij ging zitten die begon over Faas Wilkes. De mannen gingen ‘aan’ en er werd verder gesproken over Wim van Est, Fanny Blankers Koen, Johan Cruyff… Met verbaasde en geëmotioneerde familie tot gevolg: “vader praat weer!”.

Het werd al met al een boeiende en onderhoudende lezing, met veel praktische tips en suggesties om zélf aan de slag te gaan met sportgeschiedenis. Of dat nu is voor je eigen club, met kinderen, of door aan de hand van foto’s in gesprek te gaan met mensen in verzorgingshuizen. Onder de afsluitende borrel kwamen al de nodige ideeën naar voren. Daar horen we in de toekomst ongetwijfeld nog meer van. En de rest… inderdaad: ‘is history’.

Grote dank aan Jurry van de Vooren voor het verzorgen van de lezing, aan Chemène Lamaitre voor haar presentatie en aan het Noord-Hollands Archief voor de gastvrijheid.

 

Tekst: Johan Tempelaar | Fotografie: Ramon Philippo